Energiezuinigheid

-Thermische isolatie:
In dit artikel worden de eisen uit het oogpunt van energiezuinigheid vermeld. De warmteweestand van (Rc) van een uitwendige scheidingsconstructie dient 2,5 m² K/W te bedragen. Dit geld niet voor kozijnen met daarin de ramen, deuren en glas, daarvoor wordt een minimale U geëist van 4,2 Wm²k. Dat betekent wel dat, met uitzondering van een klein percentage van bijvoorbeeld brievenbussen, overal dubbelglas moet worden toegepast.

-Beperking van luchtdoorlatendheid:
Het totaal van de uitwendige scheidingsconsructies mag niet meer lucht doorlaten dan 0.2 m³/s. In veel gevallen verwijst het bouwbesluit naar een norm, waarin de bepalingsmethode (berekening, meting) staat omschreven. Bij veel normen horen ook Nederlandse Praktijkrichtlijnen, waarin voorbeelden worden gegeven waarmee aan de gestelde eisen kan worden voldaan. Om bij een bouwvergunningaanvraag te bewijzen dat wordt voldaan aan het bouwbesluit moeten attesten worden ingediend. Een attest is een gezamenlijke verklaring van een fabrikant en een kwaliteitsinstituut, waarin gesteld wordt dat het produkt, mits goed verwerkt, voldoet aan het bouwbesluit.

-Energieprestatieormering
Behalve deze eisen aan de warmteweerstand of warmtedoorgangcoëfficiënt en de luchtdoorlatendheid moeten bijna alle gebouwen een voldoende lage energieprestatiecoëfficiïent bezitten. Deze eisen aan de energieprestatiecoëfficiënten (EPC) zijn ook opgenomen in he bouwbesluit. De EPC voor woningen moet bijvoorbeeld 1,4 bedragen; voor kantoren is dat 1,9 en voor winkelgebouwen 3,6. De EPC-eis is dus afhankelijk van de gebouwfunctie. Hoe lager de EPC, des te energiezuiniger is het betreffende gebouw. Door het stellen van deze eis probeert de oerheid te voldoen aan de energieparagraaf van de nationale ilieubeleidsplannen (NMP). De formules om deze EPC te berekenen zijn zo gekozen, dat verschillende woningen (maar wel uitgevoerd met dezelfde technische voorzieningen isolerende eigenschappen en oriëntatie) dezelfde EPC behalen. Daarmee wordt de vrijstaande grote woning niet extra belast met aanvullende isolerende maatregelen. De EPC wordt berekend door het karakteristieke energiegebruik te delen door het genormeerde energiegebruik. Het genormeerde energiegebruik is afhankelijk van de omhulling (verliesoppervlakte, daken, gevels en vloeren) en de oppervlakte van het verwarmde gedeelte van de woning. In het karakteristieke energiegebruik is opgenomen de warmtebehoefte voor ruimteverwarming en warmtapwater en energiegebruik voor verlichting en van de installaties. Vanzelfsprekend worden de rendementen van de CV en het warmwatertoestel betrokken in de berekening. Zonnecollectoren, warmteterugwinapparaten, serres hebben een gunstige invloed op de EPC. Door elektra en gas om te rekenen wordt het ogelijk alle energiegebruiken bij elkaar op te tellen.
Omdat de berekening van de EPC bij de bouwaanvraag behoort, zal er meer dan in het veleden in de voorbereidingsfase al goed nagegaan moeten worden of wel de optiale installatie oor het betreffende gebouw wordt ontworpen. De ontwerper heft de vrijheid om bijvoorbeeld veel glas te te passen; om deze verliezen dan te compenseren zal de ontwerper bijvoorbeeld een energiezuiniger installatie moeten aanbrengen. De EPC is niet afhankelijk van het gebruik van de woning of het gebouw. Om dit gedrag ook te beïnvloeden, tezamen met het naïsoleren van de bestaande gebouwvoorraad wordt een energieheffing door de overheid opgelegd. Voor woningen zal het gasgebruik boven de 800m³ extra worden belast.

    Dit bericht is geplaatst in Isoleren. Bookmark de permalink.

    Reacties zijn gesloten.