Warmtetransport door de schil van het gebouw

Om dit transport te laten plaatsvinden, dient er natuurlijk een temperatuur- verschil aanwezig te zijn tussen binnen en buiten.
Hoe groter dit temperatuurverschil, hoe groter het warmtetransport, dus hoe groter de warmteverliezen. Het principe van het beperken van de warmte-transmissieverliezen is eenvoudig. Meer isolatie vertraagt het warmtetransport. Hoe trager dit transport, hoe minder  warmteverlies optreedt. Dan hoeft er ook minder warmte binnen worden toegevoerd om de behaaglijkheid op peil te houden.

Voor de hoeveelheid warmte die getransporteerd wordt, gebruiken we de eenheid Watt (W). Er is een duidelijk verband tussen temperatuur en de hoeveelheid warmte (W). Een verdubbeling van het temperatuursverschil leidt tot een verdubbeling van het warmtetransport. De snelheid waarmee warmte getransporteerd wordt, is afhankelijk van het materiaal waardoor dit transport plaatsvindt. Metalen geleiden warmte zeer gemakkelijk en isolatiematerialen doen dat slecht. Deze materiaaleigenschapp noemen we de warmtegeleidingscoëfficieën van een materiaal (de eenheid hiervan is W/mK= Watt, per meter, per Kelving). In plaats van ‘warmtegeleidingscoëfficiënt’ gebruiken we vaak de Griekse letter λ (spreek uit labda).
Zoals gezegd geleiden metalen warmte beter dan isolatiematerialen. Metalen hebben dan ook een grote λ-waarde en isolatiematerialen bezitten een kleine λ-waarde.  Fabrikanten geven de λ-waarde zoals deze zijn bepaald in het laboratorium. Voor de gebruikstoestand komt daar nog een gebruikstoestand komt daar nog een praktijktoeslag bij. Deze praktijktoeslag is voorgeschreven in het normblad over isolatie. isolatiematerialen bevatten veel stilstaande lucht en isoleren daarom dus goed. Als de lucht wordt verdrongen water dan wordt de λ-waarde groter. Isolatiemateriaal dat gevoelig voor water dient ook droog verwerkt te worden en dient ook droog te blijven. Bijvoorbeeld geen waterkerende folie tegen het isolatiemateriaal aandrukken.

De λ-waarde voor baksteen is 25 x groter dan van minerale wol, dus de isolatiewaarde van 10mm isolatie is gelijk aan die van 250 mm baksteen. De vergelijking met metalen is natuurlijk nog extremer, maar geeft goed aan hoe vervelend het kan zijn, wanneer metalen de isolatielaag onderbreken.

De warmtestroom is dus afhankelijk van het temperatuursverschil, de afmeting en met materiaal zelf (λ-waarde). Hoe dikker de laag, hoe moeilijker de warmte er doorheen stroomt. Maken we een laag twee keer zo dik dan halveren we het warmtetransport. Ten behoeve van het bepalen van de isolatie zijn we dus geïnteresseerd in de warmteweerstand. De weerstand tegen warmtetransport, ofwel warmteweerstand, wordt aangeduid met de letter R.

De R staat voor het Engelse woord Ressistance en dat betekent weerstand.

De warmteweerstand (R) van een laag bereken we door de dikte(d) te delen door de warmtegeleidingscoëfficiënt (λ).

Voor een gevel de meestal uit een aantal lagen bestaat, voeren we deze deling dus voor elke laag uit. Opgeteld leveren deze warmteweerstanden de warmteweerstand van de gehele constructie (Rc). Het kost warmte (energie) moeite een constructie binnen te dringen en weer te verlaten. Dit levert extra warmteweerstand (Ro).

    Dit bericht is geplaatst in Isoleren. Bookmark de permalink.

    Reacties zijn gesloten.